Aan: Zinzi Stasse, Peter van der Vliet, Larissa Korporaal, Sumadi Oetomo en Don Hameeteman.

Als containeradoptant en buurtbewoner, wonend aan het begin van de Calandlaan wil ik graag een bijdrage leveren aan het verbeteren van de leefomgeving.
Hierbij mijn reactie op de plannen van het VuilnisOproer.

In het gebied waar ik woon, liggen het kantoor van de IND, de school Calvijn en tien winkels (op een plek van 14 bedrijfsruimten) waar eten (snoep en maaltijden) wordt verkocht. Dit zijn naar mijn mening belangrijke partijen die betrokken zouden moeten worden in de aanpak van VuilnisOproer. Deze partijen zijn voor een deel als veroorzakers van het probleem aan te wijzen en vormen – gelet op hun positie en rol in het gebied – ook belangrijke schakels om het probleem op te lossen.

Het station Lelylaan laat ik gemakshalve even buiten beschouwing.

In onderstaande punten staat een opsomming van belangrijke betrokkenen en mogelijke maatregelen die in het proces meegenomen zouden moeten worden.
Leven en werken betekent consumeren en consumeren veroorzaakt afval. Wie zijn in dit proces de betrokkenen, wat is hun rol of welke verantwoordelijkheid hebben zij?

Waar kan er iets verbeterd worden?
  1. De meest intensieve gebruikers van dit gebied (tussen de Calandlaan en Lelylaan tot de Huizingalaan) zijn de buurtbewoners, die o.a. in woningen van Lieven De Key wonen. De woningbouwvereniging zou haar huurders (beter en op een effectievere manier) moeten instrueren met betrekking tot de regels die gelden voor het aanbieden van afval en het schoonhouden van de buurt.
  2. De bezoekers van de IND en de leerlingen van het Calvijn komen uit het station naar de gebouwen gelopen. Voor de IND en het Calvijn staan afvalbakken, die niet berekend zijn op het aantal gebruikers en de weersomstandigheden. De bakken zijn te klein, niet dicht genoeg en er zijn er te weinig. Dit probleem speelt in dit hele gebied een rol.
  3. Het Calvijn moet zijn verantwoordelijkheid nemen voor de leerlingen die een grote bijdrage leveren aan het probleem. Dit zou kunnen door bijvoorbeeld als onderdeel van een lesprogramma wekelijks een wisselend groepje leerlingen o.l.v. een leraar in de buurt afval te laten prikken (Een ‘doe-les’, geen ‘gelul’ dus).
  4. De 10 horecazaken/eetwinkels op een rij van 14 winkels aan het begin van de Calandlaan vormen een uitdaging voor de gemeente. Deze zaken op dit rijtje leveren een grote bijdrage aan het vuilnisprobleem in het gebied.
  5. Helaas staat het bestemmingsplan alle vormen van horeca en detailhandel toe en heeft de gemeente waarschijnlijk op basis van het huidige bestemmingsplan geen mogelijkheden om broodjes-/fastfood-zaken te weren. Verder belanden we hier in een discussie die momenteel speelt bij de gemeente: moet je dit soort zaken zien als horeca of als detailhandel? En indien deze als horeca worden gezien, onder welke categorie (fastfood) vallen zij? Dit onderscheid lijkt wel relevant aangezien de gemeente bij horeca meer mogelijkheden heeft om via de exploitatievergunning voorschriften op te leggen en enigszins te sturen op het gebruik. Mogelijk dat de gemeente dan ook via voorschriften in eventuele exploitatievergunningen (niet alle zaken zullen een exploitatievergunning hebben) regels kan stellen over de wijze waarop met afval van de klanten wordt omgegaan.
  6. Verder zou de gemeente bij het opstellen van het planologisch kader in de toekomst moeten afwegen of zoveel horeca/fastfood/broodjeszaken van dit type bij elkaar wel wenselijk is. Op het moment dat het nieuwe planologisch kader wordt opgesteld, zou de gemeente maatregelen kunnen treffen om deze mogelijkheden te beperken. De verhuurder van de winkels en de exploitanten van de zaken hebben in de eerste plaats verantwoordelijkheid voor het schoonhouden van de winkelomgeving. Hebben zij weleens nagedacht over hoe zij dat beter en anders dan nu zouden kunnen doen? De verhuurder/exploitant heeft een (commercieel) belang bij het schoon en netjes houden van de ruimte rondom de zaak. Deze exploitanten zouden hun klanten kunnen aanspreken, maar ook via berichten in de winkels en het plaatsen van afvalbakken kunnen stimuleren dat er minder afval op straat wordt gegooid door de klanten. Het is vanwege de rol die deze winkels spelen bij het veroorzaken van het probleem, maar ook vanwege de belangrijke positie die deze winkels hebben in het tegengaan van het probleem, van groot belang om deze exploitanten meer te betrekken bij de aanpak.
  7. Aan de goede wil van de gemeente ligt het veelal niet, er komt dagelijks een veegploeg. Komt de veegploeg wel op het juiste moment van de dag? Zijn er voldoende kliko’s? Hoe en door wie worden de veegploegen aangestuurd? (Zie ook punt 9 en 10.)
  8. Waarom zijn de klanten van de winkels vaak niet gemotiveerd om afval in de bakken te gooien? Staan er wel goede bakken? Is de manager van de zaak zich wel bewust van het feit dat hij zijn klanten kan opvoeden? Wie met ‘gezag’ vertelt hem dat en controleert zijn inspanningen op dit gebied? Is dat de buurtmakelaar of consulent?
  9. Het legen van vuilniscontainers en het ophalen van het grofvuil verloopt meestal redelijk tot vrij goed in deze buurt. Aan de gemeente ligt het niet direct als het een puinzooi wordt. Wel aan de bewoners (zie punt 1). Misschien kan er meer gecontroleerd en gehandhaafd worden, dan gaan bewoners zich vanzelf verantwoordelijker voelen voor hun leefomgeving. Containeradoptanten (zij handhaven niet, maar doen gewoon hun werk) hebben hier wel een goede invloed op de buurt, is mijn ervaring.
  10. De plantsoenendienst doet misschien wel zijn best, maar er gaat veel mis. Het gras wordt oppervlakkig geprikt, afval in de border met de struiken wordt niet aangeraakt en afval blijft er liggen. Wordt er onkruid gewied, dan wordt afval ook niet opgeruimd, want dat is voor een andere dienst. Wordt het gras gemaaid dan rijdt de grasmaaier zonder probleem over al het afval heen, waardoor blikjes, plastic zakjes etc. zich nog meer over het gras verspreiden. De gemeente kan deze diensten veel beter instrueren en aansturen.
Leermomenten
Wat leren wij uit het fenomeen van de schone Calandlaan aan het begin van de Ramadan?
Valentino’s is dicht i.v.m. de Ramadan, er komen immers geen klanten in deze maand. De gemeente heeft 's morgens al geveegd, dus het blijft heel de dag schoon. Aan de gemeente ligt het echt niet altijd, in tegendeel. Wat leren we hieruit voor verdere buurtacties en ‘het creëren van verbinding’?
De verhuurder van de zaak, de manager, de klanten en de gemeenteraad die het
bestemmingsplan gemaakt heeft, zijn geen van allen buurtbewoners, het zijn voorbijgangers. Hoe creëer je hier "verbondenheid"?

Conclusie:
Voor een schonere buurt moeten we daarom aan de andere kant beginnen en verder denken dan aan ‘waarden en betrokkenheid’ van de bewoners bij de buurt. Het is van belang om ook andere partijen dan de bewoners in de aanpak te betrekken. Deze andere partijen hebben grotere slagkracht, motivatie en ‘gezag’ om iets te veranderen. Met ons enkel richten op ‘waarden en betrokkenheid’ voor de bewoners worden we om de tuin geleid. Dat gaat niet lukken, daar kan ook het inhuren van dure adviesbureaus door de gemeente weinig aan doen. Alle betrokkenen moeten eenvoudig op hun verantwoordelijkheden, de kwaliteit van hun werk en ook op hun belangen gewezen worden.

Regelmatig terugkerende en goed omschreven doelgerichte acties (door het VuilnisOproer bijvoorbeeld) en vergaande handhaving hebben wel zin. Maar veel investeren in het ‘buurtgevoel’ is een verouderde, geldverslindende en tijdrovende benadering. Wie terugverlangt naar het dorp van weleer kan beter verhuizen naar Winsum. We leven hier in een stad, met een sterk wisselende en diverse bevolking en allang niet meer in een dorp. Buurtbewoners kunnen afval prikken, maar hieraan zijn grenzen als het gaat om het schoner kunnen houden van de buurt. De verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de bewoners en de bewoners zijn niet als enige de ‘vervuilers’, integendeel. Een groot deel van het probleem ligt bij de ‘voorbijgangers’. Bovendien ontbreekt het de bewoners aan voldoende mogelijkheden om het probleem volledig op te kunnen lossen.

  • Woningbouwverenigingen kunnen hun huurders veel beter instrueren en wijzen op de regels m.b.t. het aanbieden van afval.
  • Calvijn kan prikploegjes, bestaande uit leerlingen en leraren, opzetten in het kader van verplichte lessen.
  • Verhuurder en exploitant van horeca/fastfood/broodjeszaken moeten in hun eigen belang niet langer wegkijken, maar zich gaan inzetten voor het schoonhouden van de buurt.
  • Gebiedsmakelaars en consulenten moeten hun gezag laten gelden en vervuilers veel harder aanspreken. Zij doen nu te weinig.
  • De plantsoenendienst dient goed geïnstrueerd te worden en moet grondig en regelmatiger zijn werk gaan doen.
  • De gemeente moet eens kritisch naar het planologisch kader van het bestemmingsplan kijken.
De systematische aanpak van bovenstaande punten zal een stimulans zijn voor bewoners om mee te werken aan het schoonhouden van hun buurt.

Tot slot, met een knipoog naar onze vroegere wethouder Jan Schaefer: ‘Van gelul wordt het niet schoner.’